Knijpend en knedend zoek ik een portret dat me iets laat zien wat me interesseert. Als ik op een dood punt uitkom moet ik een nieuwe weg zien op te komen. Hier kneep ik de was zo hard dat het tussen mijn vingers uit kwam puilen. Het wat saaie hoofd transformeerde naar een prins, prins Carnaval. Prins in een wereld waar het niet uitmaakt wie of wat je bent.
Een uit de goot opgegraven hoofd van een Rocker die de jaren ‘70 heeft overleefd. De laatste hersencel lijkt weg gesnoven en de houdbaarheidsdatum is in zicht. Toch werd hij maar weer rechtop gehesen om er nog een paar miljoentjes mee te verdienen. De titel is ontleend aan een liedje van Bill Wyman waarin hij zichzelf op een geestige wijze parodieert.
De laatste bewerking aan dit beeld was om het schedeldak erop te slaan. Bij elke slag boog het beeld dieper door. Een prachtige parallel met de katholieke kerk die juist op dat moment diverse misbruikschandalen niet langer kon ontkennen. Elke slag weer de vraag: moet ik nog dieper door het stof?
Het schedeldak is als een ingeslagen meteoriet. Met op de breuklijn een doornenkroon. Die kroon symboliseert voor mij de strijd die de mens voert met kennis.